gids

Ethisch principe 6: maatschappelijk en milieuwelzijn

Met de praktische gids 'Ethische principes en (niet-)bestaande juridische regels voor AI' wil het Kenniscentrum Data en Maatschappij nagaan in welke mate de vragen in de ALTAI Beoordelingslijst al een vertaling vinden in het bestaande wetgevende kader en of er bepaalde relevante regels zijn die aansluiten bij de ethische vereisten.

Dit hoofdstuk behandelt het zesde ethisch principe: maatschappelijk en milieuwelzijn (Environmental and Societal Well-Being)

Betekenis principe

Deze ethische vereiste vormt de uitdrukking van de ethische beginselen van schadepreventie en rechtvaardigheid. Deze vereiste houdt in dat bij de ontwikkeling, het ontwerp en gebruik van AI-systemen ook met andere belanghebbenden – de brede maatschappij, het milieu en andere wezens met gevoel – rekening wordt gehouden. Duurzaamheid en economische verantwoordelijkheid van AI-systemen moet worden aangemoedigd en onderzoek in dit veld moet worden gestimuleerd.

Dit ethisch vereiste heeft drie sub-componenten, namelijk (1) duurzaamheid en milieuvriendelijkheid, (2) sociale aspecten en (3) vrijwaring van democratie en samenleving.

AI-systemen moeten vooreerst duurzaam en milieuvriendelijk zijn. AI-systemen zijn met betrekking tot milieu een tweesnijdend zwaard. Enerzijds verbruiken AI-systemen ontzettend veel energie, wat een extra belasting op het milieu met zich meebrengt. Anderzijds kunnen AI-systemen ook juist gebruikt worden om patronen in het energieverbruik te meten en te herkennen en zo een efficiëntere besteding van energie bekomen. Het proces van de ontwikkeling, de installatie en het gebruik, alsook de volledige toeleveringsketen moeten daarom met het oog op duurzaamheid worden gecontroleerd. Maatregelen die de milieuvriendelijkheid van de toeleveringsketen van AI-systemen stimuleren, moeten worden aangemoedigd.

AI-systemen moeten daarnaast rekening houden met de sociale gevolgen. Het gebruik van AI-systemen kan immers een impact hebben op onze sociale relaties en hechting. AI-systemen kunnen sociale vaardigheden vergroten, maar kunnen evengoed bijdragen tot de verslechtering ervan. Het fysieke en geestelijke welzijn kan hierdoor worden geraakt. De effecten van AI-systemen moeten daarom zorgvuldig worden afgewogen bij het ontwerp, de installatie en de ingebruikname. In de ALTAI lijst wordt vooral ingegaan op de impact op werk en vaardigheden.

AI-systemen moeten tot slot de samenleving en democratie vrijwaren. Ze moeten democratische processen onderhouden en bevorderen en de pluraliteit van de waarden en levenskeuzen van mensen respecteren. Ze mogen democratische processen, menselijk overleg of democratische kiesstelsels niet ondermijnen. Ook moeten AI-systemen zo worden geprogrammeerd dat ze niet op manieren werken waardoor de basisbeginselen van de rechtsstaat en de toepasselijke wet- en regelgeving worden ondermijnd. Een eerlijke procesgang en gelijkheid voor de wet moet worden gewaarborgd.

Rechtsregels

Deze ethische vereiste vormt de uitdrukking van de ethische beginselen van schadepreventie en rechtvaardigheid. Deze vereiste houdt in dat bij de ontwikkeling, het ontwerp en gebruik van AI-systemen ook met andere belanghebbenden – de brede maatschappij, het milieu en andere wezens met gevoel – rekening wordt gehouden. Duurzaamheid en economische verantwoordelijkheid van AI-systemen moet worden aangemoedigd en onderzoek in dit veld moet worden gestimuleerd.

Dit ethisch vereiste heeft drie sub-componenten, namelijk

Duurzaamheid en milieuvriendelijkheid

  • Zijn er mogelijke negatieve gevolgen van het AI-systeem op het milieu en welke mogelijke impact kan worden geïdentificeerd?
  • Milieukwaliteitsnormen

Er is heel wat milieuregelgeving te vinden. De algemene bepalingen vindt men terug in het Vlaams Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM). Krachtens artikel 2.2.1. e.v. stelt de Vlaamse Regering ter bescherming van het milieu milieukwaliteitsnormen vast die bepalen aan welke kwaliteitseisen de onderdelen van het milieu moeten voldoen. Er zijn twee soorten milieukwaliteitsnormen: basismilieukwaliteitsnormen en bijzondere milieukwaliteitsnormen.

Deze milieukwaliteitsnormen worden gedefinieerd in het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II). VLAREM voorziet ook in verschillende risicoklassen voor activiteiten. Naargelang het risico hoger of lager is, deelt men de inrichtingen en activiteiten in klasse 1 (hoogste risico), 2 of 3 (laagste risico).

Voor de handhaving van de milieukwaliteitsnormen is monitoring essentieel om de toestand van alle onderdelen van het milieu te kunnen bepalen en deze doorheen de tijd te kunnen opvolgen, alsook om eventuele overschrijdingen en hun oorzaken te kunnen vaststellen.

  • Milieueffectrapportering en veiligheidsrapportering

In navolging van o.a. het verdrag van Espoo inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband, alsook Richtlijn 2011/92 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten of Richtlijn 2011/42 betreffende de beoordeling van de gevolgen van het milieu van bepaalde plannen en programma’s, voorzien verschillende bepalingen in Vlaamse decreten in een algemene verplichting tot milieueffectrapportering. Ook de veiligheidsrapportering die gericht is op het voorkomen van ongevallen is relevant.

Titel IV van het DABM voorziet de decretale basis voor alle vormen van milieueffectrapportering. Dit is de procedure waarbij, voorafgaande aan een bouw- of milieuvergunningsaanvraag voor een bepaald project of voorafgaand aan een bepaald plan, de milieugevolgen worden bestudeerd en geëvalueerd. Zo kunnen schadelijke effecten voor het milieu in een vroeg stadium worden ingeschat en opgevangen.

Milieueffectenrapportering is ook een belangrijk onderdeel voor vergunningsprocedures, zoals de omgevingsvergunning. Voor bepaalde projecten moet de overheid eerst vaststellen of voor het betrokken project een milieueffectenrapport moet worden ingediend.

Veiligheidsrapportage is de procedure die al dan niet leidt tot het opstellen en goedkeuren van een ruimtelijk veiligheidsrapport of een omgevings-veiligheidsrapport over een voorgenomen actie en in voorkomend geval tot het gebruik ervan als hulpmiddel bij de besluitvorming omtrent deze actie.

  • Veiligheidsrapportering over de exploitatie van inrichtingen

In navolging van de Richtlijn betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (SEVESO III), voorziet het Samenwerkingsakkoord van 16 februari 2016 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken in verschillende verplichtingen die de exploitant van bepaalde inrichtingen moet naleven om ernstige ongevallen met gevaarlijke stoffen te voorkomen. De exploitant moet alle maatregelen nemen om zware ongevallen te voorkomen en om de gevolgen daarvan voor de menselijke gezondheid en het milieu te beperken. Hij moet ook de naleving van alle verplichtingen kunnen aantonen (art. 5).

  • Bodemsanering

Ter uitvoering van Richtlijn 2010/75 inzake industriële emissies, voorziet het Bodemdecreet ook in bijkomende regels met betrekking tot de mogelijkheid van inrichtingen en installaties om bodemverontreiniging te veroorzaken. Dit wordt verder uitgevoerd in het Besluit van 14 december 2007 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (VLAREBO). Het decreet voorziet o.a. in een regeling voor identificatie en inventarisatie van verontreinigde gronden, een regeling saneringsplicht en aansprakelijkheid en een regeling bij overdracht van gronden en sluiten van inrichtingen.

  • Energie (en elektriciteit in het bijzonder)

AI-systemen hebben inzake energie vooral als nut dat zij kunnen worden gebruikt om de algemene energie-efficiëntie te verbeteren.

Verschillende voorschriften verplichten om voor bepaalde installaties de energieprestaties te melden. Evenzeer worden verschillende energieprestatievereisten opgelegd. Veel bepalingen in de Vlaamse energieprestatieregelgeving zijn het direct gevolg van deze eisen die door de EU (bv. Richtlijn 2010/31) zijn opgelegd (art. 11.1.1. e.v. van het Energiedecreet). Verder moet voor gebouwen ook een energieprestatiecertificaat (EPC) worden gehanteerd (art. 9.2.1. Energiebesluit). In de toekomst kan het gebruik van AI-systemen in de energievoorziening gebruikt worden om dit certificaat gunstig te beïnvloeden.

Zowel om de impact van AI-systemen op het milieu in kaart te brengen als om het verbruik van energie te optimaliseren, is het belangrijk om het energieverbruik correct te meten. Hierbij kunnen AI-systemen worden gebruikt in de vorm van slimme meters en smart grids. Slimme meters zijn digitale meters die in real time het energieverbruik meten en doorgeven aan de netbeheerder. Smart grids (slimme netwerken) zijn netwerken waarbij deze informatie wordt gebruikt om elektriciteit in real time te brengen naar die plaatsen die haar het meest nodig hebben.

Het gebruik van smart grids en slimme meters wordt in Europese regelgeving en beleidsdocumenten uitgebreid aangemoedigd (bv. art. 3, lid 11 Elektriciteitsrichtlijn). Verder zijn ook de Energie-Efficiëntierichtlijn en Richtlijn 2019/944 relevant. Vlaanderen heeft ervoor geopteerd om de slimme meter in te voeren voor de meting van elektriciteit en voor de meting van het aardgasverbruik. De desbetreffende bepalingen vindt men terug in het Energiedecreet en het Energiebesluit. Deze documenten bevatten eveneens bepalingen rond de verwerking van persoonsgegevens die samen met de AVG moeten worden gelezen.

Grote ondernemingen moeten zich laten onderwerpen aan een verplichte energieaudit. De relevante bepalingen zijn terug te vinden in Titel 1 van het VLAREM (artikel 5 §8), artikel 7.7.2. van het Energiedecreet en Hoofdstuk V van het Energiebesluit. De regels voorzien in een verplichting tot opmaak van een energieplan, een energiestudie en een energieaudit.

  • Specifieke emissienormen voor voertuigen

Aangezien autonome motorvoertuigen een van de meest bekende AI-systemen zijn, past het om ook hier te verwijzen naar de milieuvereisten die gelden voor verschillende soorten voertuigen zoals Verordening 2019/361 van 17 april tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen of Verordening 2019/1242 van 20 juni 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen.

  • Productveiligheid

De bepalingen rond productveiligheid in het WER overlappen op sommige vlakken ook met de bescherming van het milieu. De risico’s voor de veiligheid en gezondheid van personen omvat immers ook de bescherming van het leefmilieu, dat op haar beurt de veiligheid en gezondheid van personen kan schaden. Een voorbeeld vindt men terug in de essentiële vereisten van machines zoals bepaald in Bijlage I van het KB van 12 augustus 2008 betreffende het op de markt brengen van machines. Risico’s door het gebruik van brandstoffen, trillingen of straling moeten worden vermeden bij het ontwikkelen van een machine.

Zie voor meer informatie ook Ethisch Vereiste 2: Technische robuustheid en veiligheid.

  • Productnormen

De Verklaring van Rio bepaalt dat staten niet-duurzame productiewijzen en consumptiepatronen moeten beperken en elimineren en passende demografische beleidsmaatregelen moeten nemen om duurzame ontwikkeling en een betere levenskwaliteit te bereiken.

De Wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers voorziet in specifieke normen betreffende de kwaliteitsnormen voor producten. Alle producten die op de markt worden gebracht moeten zodanig ontworpen zijn dat hun fabricage, voorziene gebruik en verwijdering de volksgezondheid niet aantasten en niet of zo weinig mogelijk bijdragen tot een toename van de hoeveelheid en de mate van schadelijkheid van afvalstoffen en tot andere vormen van verontreiniging (art. 4.).

De Koning (de federale regering) kan in functie van deze bescherming bijkomende maatregelen nemen. Er zijn tal van bijkomende Koninklijke Besluiten (KB) aangenomen zoals het KB van 25 maart 1999 houdende bepaling van productnormen voor verpakkingen. Een KB van 19 maart 2004 bepaalt de productnormen voor voertuigen. Een KB van 17 maart 2013 voorziet normen ter beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur. In navolging van de EU-Verpakkingsrichtlijn, voorzien artikel 10 e.v. Wet Productnormen in een verbod om producten op de markt te brengen met verpakkingen die niet-herbruikbaar zijn of niet vatbaar zijn voor nuttige toepassing. In uitvoering van de EU-Richtlijn betreffende de totstandkoming van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energie-gerelateerde producten voorzien artikel 14bis e.v. van de Wet Productnormen in bijkomende vereisten voor alle producten die energie verbruiken.

  • Bedrijfsinterne milieuzorg – de EMAS-verordening en de decretaal verplichte milieuaudit

Verordening 1221/2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) voorziet voor alle organisaties een vrijwillig milieubeheer- en milieuauditschema. Een organisatie die voor een EMAS-registratie in aanmerking wenst te komen, dient een initiële milieuanalyse te doen van al haar activiteiten, producten en diensten. Krachtens artikel 3.3.2. van het Decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid kan de Vlaamse Regering ook de instanties aanduiden die verplicht zijn tot een periodieke dan wel eenmalige verplichte milieuaudit.

  • ISO 14000-normenfamilie

De ISO-norm 14001-2015 voorziet een internationale norm voor een milieu-impact analyse. Het is de eerste norm in een ‘familie’ van standaarden die technische specificaties voorziet voor milieubeheersystemen.

  • EU-milieukeur

Verder voorziet Verordening 66/2010 betreffende de EU-milieukeur in een label voor producten: het Ecolabel. Dit systeem beoogt ook door een keurmerk bij te dragen tot een verhoogd niveau van bescherming. Dit systeem kent tot op heden een beperkt succes in de praktijk.

  • Werden, waar mogelijk, mechanismen in werking gesteld om de milieu-impact van de ontwikkeling, de installatie en het gebruik van het AI-systeem in kaart te brengen (bijvoorbeeld, de hoeveelheid energie die gebruikt wordt en de CO2-uitstoot)?
  • Vrije toegang tot milieu-informatie

De EU-Richtlijn inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie verplicht de lidstaten om ervoor te zorgen dat overheidsinstanties ertoe gehouden zijn de milieu-informatie waarover zij beschikken of die voor hen wordt beheerd aan elke aanvrager op verzoek ter beschikking te stellen, zonder dat deze hiervoor een belang hoeft aan te voeren. Hierop gelden wel enkele uitzonderingen.

Deze omzetting van deze Richtlijn vindt men voor Vlaanderen terug in de artikelen II.36 e.v. van het Bestuursdecreet die bijzondere bepalingen voorzien voor de toegang tot milieu-informatie. Deze informatie kan worden gebruikt in het kader van AI-projecten ter bescherming van het milieu. Let ook op dat het omgekeerde eveneens kan: de bescherming van handelsgeheimen – een economisch belang dat in alle softwareactiviteiten van essentieel belang is – kan ook worden gebruikt om verzoeken om milieu-informatie af te blokken.

  • Milieueffectrapportering en omgevingsvergunning

De voornaamste bepalingen inzake de milieueffectrapportering werden in de voorgaande vraag al besproken.

  • Bedrijfsinterne milieuzorg

Het Decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid voorziet in verschillende maatregelen die betrekking hebben tot bedrijfsinterne milieuzorg (art. 3.1.1. en verder). Deze houden in dat elk bedrijf intern duurzame productiepatronen nastreeft en de milieubelasting van een bedrijf in al zijn aspecten beheerst en beperkt.

Sommige maatregelen zijn gericht op beperking van de milieu-impact (bv. de milieucoördinator). Andere verplichtingen omvatten ook verschillende vormen van rapportering die alle ondernemingen – en dus ook ondernemingen die AI-systemen ontwikkelen, installeren of gebruiken – moeten naleven. De milieuaudit werd reeds besproken bij de behandeling van de voorgaande vraag.

  • Bodemsanering

Ook dit werd reeds in voorgaande vragen besproken.

  • Beheer van afvalstoffen

In navolging van o.a. de Kaderrichtlijn Afvalstoffen voorziet het Materialendecreet in verschillende verplichtingen bij het gebruik van afvalstoffen. Natuurlijke en rechtspersonen die afvalstoffen beheren zijn verplicht om een chronologisch afvalstoffenregister bij te houden dat o.a. volgende elementen omvat: de aangevoerde hoeveelheid, aard, oorsprong en indien van toepassing de bestemming, frequentie van de inzameling, wijze van vervoer en van behandeling van de afvalstoffen. Nadere regels zijn uitgewerkt in het VLAREMA.

  • Specifieke productnormen voor voertuigen

Verordening 2019/361 voorziet in een jaarlijkse publicatie van de milieuprestaties van de fabrikanten van personenwagens. Verordening 2019/1242 voorziet ook in specifieke monitoringverplichtingen voor de producenten van zware bedrijfsvoertuigen.

  • Energierecht

De belangrijkste maatregelen voor individuele gebruikers – de digitale meter en de energieaudit – werden reeds besproken. Ook het energieprestatiecertificaat werden al besproken.

  • Energierapport

Krachtens art. 12.1.1.-12.1.2. van het Energiedecreet publiceert de Vlaamse Overheid jaarlijks een energierapport. Dit bevat voor het Vlaamse Gewest globale gegevens betreffende het energieverbruik.

  • Productnormen

Dit werd reeds besproken.

  • ISO 14000-normenfamilie

Dit werd reeds besproken.

  • EU-milieukeur

Dit werd reeds besproken.

  • Werden maatregelen gedefinieerd om de milieu-impact van het AI-systeem te verminderen gedurende zijn levenscyclus?
  • Vergunningsplicht en de omgevingsvergunning

Sinds 1991 geldt voor verschillende projecten en plannen een vergunningsplicht. Krachtens art. 5.2.1. Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid stelt de Vlaamse Regering een indelingslijst vast en bepaalt ze of de activiteit en inrichting aan een vergunningsplicht is onderworpen (op basis van risico’s).

De milieuvergunningsprocedure werd in 2014 vervangen door het Decreet betreffende de omgevingsvergunning, met als uitvoeringsbesluit het Omgevingsvergunningsbesluit. De omgevingsvergunning vervangt de milieuvergunning, de stedenbouwkundige vergunning, de verkavelingsvergunning en de meldingsprocedure. De aanvragen worden ingediend bij één loket, het Omgevingsloket, waarna één openbaar onderzoek en één adviesronde worden georganiseerd. Niemand mag zonder voorafgaande omgevingsvergunning een project dat krachtens de Vlaamse Codex of het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid onderworpen is aan een vergunningsplicht, uitvoeren, exploiteren, verkavelen of een vergunningsplichtige verandering doorvoeren.

  • Bedrijfsinterne milieuzorg

Het Decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid voorziet ook in bijkomende verplichtingen inzake bedrijfsinterne milieuzorg (bv. aanstelling milieucoördinator). Er is ook een meldings- en waarschuwingsplicht bij accidentele emissies (art. artikel 3.7.1.).

  • Bodemsanering

Zoals reeds besproken, voorziet het Bodemdecreet in een algemene saneringsplicht die van toepassing is op de exploitant, de gebruiker en de eigenaar van de grond of inrichting.

  • Productnormen

De wetgeving inzake productnormen werd reeds besproken. De verplichtingen ingevolge deze wet zorgen ervoor dat producenten ook de mogelijke risico’s van hun producten moeten verminderen.

  • Voorkomen van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen

Zoals reeds besproken, verplicht het Samenwerkingsakkoord voor de voorkoming van zware ongevallen aan alle exploitanten om de nodige maatregelen te nemen om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen voor de menselijke gezondheid te beperken. Verder moet de exploitant ook een preventiebeleid hebben vastgesteld en gedocumenteerd dat borg staat voor een hoog beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid. De exploitant moet ook een intern noodplan optellen.

  • Beheer van afvalstoffen

Naast verplichtingen inzake de rapportering van afvalstoffen, voorziet het Materialendecreet ook in bijzondere bepalingen die de verwerking van afvalstoffen efficiënter moet doen verlopen.

  • Energie

Er werd reeds gesproken over de energieprestatiecertificaten voor gebouwen, over de digitale meter en de energieaudit. Deze maatregelen strekken niet alleen tot het in kaart brengen van de impact van de inrichtingen op het energieverbruik, maar voorziet ook een incentive om het verbruik te verminderen.

Sociale gevolgen: werk en vaardigheden

Indien er sprake is van een rechtstreekse interactie tussen AI-systemen en de mensen:

  • Werd onderzocht of het AI-systeem mensen stimuleert om verbondenheid en empathie ten aanzien van het systeem te ontwikkelen?
  • Werd gezorgd dat het AI-systeem duidelijk aangeeft dat zijn sociale interactie gesimuleerd is en dat het niet tot ‘begrip’ en ‘gevoelens’ in staat is?
  • Consumentenbescherming en productveiligheid

Er zijn nog geen specifieke vormen van communicatie van AI-systemen die dergelijk gedrag zouden aangeven. Dit soort specifieke regelgeving lijkt ook niet nodig aangezien er reeds een algemeen kader is met betrekking tot transparantie en informatieverplichtingen vanuit o.a. het consumentenrecht en het productveiligheidsrecht.

Aangezien AI-systemen verschillende vormen van empathie kunnen opwekken, is aandacht voor risico’s voor mentale gezondheid, alsook verdere convergentie tussen het veiligheidsregime voor hardware en software noodzakelijk om in alle gevallen een evenwaardig niveau aan veiligheid te garanderen.

  • Bescherming van persoonsgegevens

Onder de AVG zijn er ook een aantal bepalingen die relevant zijn in kader van de interactie tussen mens en AI-systeem. Vele van deze bepalingen kwamen elders al aan bod. De verwerkingsverantwoordelijke moet de gegevens bijvoorbeeld verwerken op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is (art. 5,lid 1, a)). Er zijn ook een aantal informatieverplichtingen bij het bestaan van geautomatiseerde individuele besluitvorming (art. 13-14 en 22), alsook voor het uitvoeren van een GEB (art. 35).

  • Heeft het AI-systeem een impact op menselijk werk en werkorganisatie?
  • Algemeen

Er werden reeds meerdere mogelijke risico’s gedefinieerd die AI-systemen veroorzaken. Dergelijke systemen zouden een aanzienlijke disruptie kunnen veroorzaken, ook op vlak van werk en arbeid. De inhoud van een job en het takkenpakket zal mogelijks veranderen door de toenemende automatisering. AI-systemen kunnen echter ook de veiligheid op andere vlakken verbeteren. Robots kunnen worden gebruikt om het leven van werknemers aangenamer te maken of om hen uit onveilige situaties te houden.

Toch zijn er een aantal bepalingen die steeds in rekening moeten worden gehouden bij de introductie van AI op het werk, waaruit blijk dat het welzijn van de mens steeds primeert.

  • Mensenrechten

De internationale rechten op en in verband met arbeid vindt men terug in het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, bv. het recht op arbeid en het recht van een ieder op billijke en gunstige arbeidsvoorwaarden (art. 6-9).

Op het niveau van de Raad Van Europa kan worden verwezen naar het Europees Sociaal Handvest dat voorziet in een recht op arbeid (art. 1), recht op billijke arbeidsvoorwaarden (art. 2), recht op veilige en hygiënische arbeidsomstandigheden (art. 3), recht op vakopleiding (art. 10) en recht op bescherming van de gezondheid (art. 11).

Op het niveau van de Europese Unie voorziet het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie in de vrijheid van beroep en het recht om te werken (art. 15), alsook de vrijheid van ondernemerschap (art. 16). Ook voorziet het in o.a. het recht op informatie en raadpleging van de werknemers binnen de onderneming (art. 27), het recht op collectieve onderhandelingen en collectieve actie (art. 28), het recht op arbeidsbemiddeling (art. 29), de bescherming bij een kennelijk en onredelijk ontslag (art. 30), alsook het recht op rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden (art. 31).

De Belgische Grondwet voorziet het recht om een menswaardig leven te leiden. Dit recht omvat o.a. het recht op arbeid en de vrije keuze van beroepsarbeid en het recht op sociale zekerheid (art. 23).

  • Welzijnswet en Codex over het welzijn op het werk

Er is ook specifieke wetgeving rond welzijn en veiligheid op werk. De Welzijnswet is de basiswet op het vlak van veiligheid en gezondheid op het werk. Deze wet schept een kader waarin ook de uitvoeringsbesluiten worden genomen. Deze uitvoeringsbesluiten worden hoofdzakelijk gebundeld in de Codex over het welzijn op het werk. De codex is opgebouwd volgens een filosofie die vernieuwend is ten opzichte van deze waarvan uitgegaan werd in het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB), de vroegere codificatie van voorschriften inzake arbeidsveiligheid en gezondheid.

  • Werd het pad geëffend voor de introductie van het AI-systeem in een organisatie door de getroffen werknemers en hun vertegenwoordigers (vakbonden, Europese arbeidsraden) op voorhand te informeren en te raadplegen?
  • Cao nr. 39

Cao nr. 39 van 13 december 1983 betreffende de voorlichting en het overleg inzake de sociale gevolgen van de invoering van nieuwe technologieën voorziet in een specifieke regeling die bepaalde ondernemingen verplicht om de werknemers te informeren indien hij/zij een nieuwe technologie wenst in te voeren. Dit is dus een zinvol instrument om werknemers in te lichten indien men een AI-systeem wenst uit te rollen op de werkplek. De te geven informatie heeft o.a. betrekking op de aard van de technologie, de aard van de sociale gevolgen en de termijn van inwerkingstelling. Ook moet de werkgever met de werknemersvertegenwoordigers overleg plegen over de sociale gevolgen van de invoering van de nieuwe technologie (art. 2).

  • Welzijnswetgeving en Codex Welzijn op het Werk

Ook met bepalingen over veiligheid en welzijn in de reeds aangehaalde Welzijnswet en de Codex over het welzijn op het werk moet rekening worden gehouden.

  • Werden maatregelen genomen om te verzekeren dat de impact van het AI-systeem op menselijk werk goed begrepen is?
  • Werd ervoor gezorgd dat werknemers begrijpen hoe het AI-systeem werkt, welke capaciteiten het heeft en welke capaciteiten het niet heeft?
  • Cao nr. 39

De informatieverplichtingen en het voorziene overleg in Cao nr. 39 zijn mogelijks relevant in dit verband (o.a. over de aard van de nieuwe technologie, over de gezondheid en de veiligheid van de werknemers en de vakbekwaamheid en de eventuele maatregelen voor opleiding en omscholing van de werknemers). Deze maatregelen voorzien op summiere en vage wijze in een informatieplicht omtrent de functionaliteiten van het AI-systeem en welke capaciteiten het al dan niet heeft.

  • Welzijn op het werk

Richtlijn 89/391 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk voorziet in algemene verplichtingen van de werkgever om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te garanderen (art. 5). De richtlijn voorziet ook in een verplichte voorlichting van de werknemers o.a. over de risico's voor de veiligheid en de gezondheid alsmede de beschermings- en preventiemaatregelen en activiteiten (art. 10).

De werkgever is volgens de Arbeidsovereenkomstenwet verplicht om als een goed huisvader te zorgen dat de arbeid wordt verricht in behoorlijke omstandigheden met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid van de werknemer en dat bij een ongeval de eerste hulpmiddelen kunnen worden verstrekt (art. 20, 2°). Een werkgever moet er dus voor zorgen dat werknemers op een veilige manier kunnen samenwerken met AI-systemen.

De Welzijnswet voorziet ook in bijzondere verplichtingen van de werkgever om de nodige maatregelen te nemen ter bevordering van het welzijn van werknemers bij de uitvoering van hun werk (art. 5 §1). Een werkgever moet o.a. het werk aanpassen aan de mens met betrekking tot de inrichting van de werkposten en de keuze van de werkuitrusting en de werk- en productiemethoden om monotone arbeid en tempo-gebonden arbeid draaglijker te maken en de gevolgen voor de gezondheid te beperken.

Verder voorziet de Codex over het welzijn op het werk in bijkomende verplichtingen omtrent de arbeidsmiddelen (bv. gebruikte machines, apparaten, gereedschappen en installaties). De werkgever moet ervoor zorgen dat de arbeidsmiddelen geschikt zijn voor het uit te voeren werk zodat de veiligheid en de gezondheid van de werknemers gewaarborgd blijft tijdens het gebruik ervan (zie o.a. art. IV.2-1). De werkgever is ook verplicht om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de werknemers over voldoende informatie en, in voorkomend geval, over gebruiksaanwijzingen betreffende de op het werk gebruikte arbeidsmiddelen beschikken (zie o.a. art. IV.2-5). Op grond van de welzijnswetgeving is de werkgever dus reeds verplicht om ook over AI-systemen de nodige informatie te geven omtrent de manier waarop zij het AI-systeem dienen te gebruiken.

  • Kan het AI-systeem het risico creëren dat het personeel vaardigheden verliest?
  • Werden maatregelen genomen om het verlies van vaardigheden tegen te gaan?
  • Bevordert of vereist het AI-systeem nieuwe (digitale) vaardigheden?
  • Werd voorzien in opleidingen en materialen voor reskilling en up-skilling?
  • Cao nr. 39

De informatieverplichting en het voorziene overleg in Cao nr. 39 werden reeds besproken. Indien een AI-systeem het risico creëert dat personeelsleden niet meer de gepaste vaardigheden hebben om hun job uit te oefenen (deskilling) moet de werkgever de werknemers informeren. Het overleg betreft o.a. de vakbekwaamheid en de eventuele maatregelen voor opleiding en omscholing van de werknemers wanneer AI wordt ingezet.

Van een echte reskilling is op grond van deze CAO echter niet onmiddellijk sprake. De verplichting tot overleg is maar van toepassing bij ‘belangrijke collectieve sociale gevolgen’. Daarnaast is de verplichting om overleg te plegen niet gelijk te stellen met een verplichting om effectief maatregelen te nemen. Cao nr. 39 verplicht de werkgever niet om effectief maatregelen te nemen om werknemers te beschermen tegen het verlies van vaardigheden of om beroepsopleidingen te voorzien.

  • Verplichtingen inzake welzijn op het werk

Op grond van art. I.2-21 van de Codex over het welzijn op het werk is de werkgever verplicht om ervoor te zorgen dat iedere werknemer een voldoende en aangepaste vorming in verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk ontvangt die speciaal gericht is op zijn werkpost of functie. Deze vorming wordt o.a. gegeven bij de invoering van een nieuwe technologie.

  • Beroepsopleiding

Bij Decreet van 7 mei 2004 werd de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) opgericht. De specifieke organisatie van de beroepsopleidingen wordt geregeld bij het Besluit van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding. De VDAB heeft als bevoegdheid om bijvoorbeeld aan een niet-werkende werkzoekende en de verplicht ingeschreven werkzoekenden voor te stellen om een passende beroepsopleiding te volgen (art. 66).

Inzake AI is het aanbod van opleidingen op heden beperkt, maar wel bestaande: de VDAB organiseert enkele opleidingen omtrent artificiële intelligentie, zowel voor werkzoekenden als voor werknemers.

Vrijwaring samenleving en democratie

  • Kan het AI-systeem een negatieve impact hebben de brede maatschappij of op democratie?
  • Werd een inschatting gemaakt van de impact van het gebruik van het AI-systeem op andere actoren dan de (eind)gebruiker en de betrokkene, zoals mogelijke onrechtstreeks getroffen belanghebbenden of de brede maatschappij?
  • Algemene schets: mensenrechten

AI-systemen kunnen een aanzienlijke impact hebben op de uitoefening van mensenrechten die als doel hebben het vrijwaren van de menselijke waardigheid en ons democratisch bestel. De relevante mensenrechten vindt men o.a. terug in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten; het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het Handvesten van Grondrechten van de Europese Unie en de Belgische Grondwet. Denk bv. aan het recht op privacy, het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, het recht op vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging. Het gebruik van het social credit-systeem in China of het schandaal rond Cambridge Analytica tonen aan dat het vrijwaren van fundamentele rechten cruciaal is en dat mensen kunnen worden geraakt in hun autonomie. Hierover kan meer informatie worden gevonden onder Ethisch Vereiste 1: Menselijke controle en menselijk toezicht

Anderzijds kunnen AI-systemen ook worden gebruikt om de werking van democratische instellingen te verstoren. AI-systemen lenen zich bijzonder goed tot het maken en verspreiden van valse of illegale informatie, die het moeilijker maakt om de juiste informatie te achterhalen. Enkele voorbeelden zijn deepfakes of de mogelijkheid voor derden om AI-systemen te manipuleren om valse of schadelijke meningen te spuien (cf. racistische chatbot Tay).

Mensenrechten zijn echter niet absoluut. Op het recht op bescherming van het privéleven, het recht op godsdienstvrijheid en het recht op vrijheid van meningsuiting in het EVRM zijn beperkingen toegestaan, voor zover bij wet voorzien en noodzakelijk in het kader van een legitiem doel.

  • Productveiligheid

Er zijn bijzondere verplichtingen voor de fabrikanten om de gezondheid en veiligheid van alle gebruikers te waarborgen bij de ontwikkeling van producten. De ‘gebruiker’ is in dit geval niet alleen de consument, maar iedereen die het goed kan gebruiken. Het vermijden van risico’s houdt dan ook in dat risico’s ten aanzien van de ruimere omgeving van de gebruikers worden vermeden.

  • Standaarden

Recent nam de IEEE ook een standaard aan betreffende impact van AI-systemen in het algemeen: IEEE P7010-2020 – IEEE Recommended Practive for Assessing the Human Impact of Autonomous and Intelligent Systems on Human Well-Being.

  • Milieurecht

De regels betreffende de impact op het leefmilieu en de gezondheid van mensen werden reeds besproken.

  • Beperkingen op surveillance en profilering
  • Bescherming van persoonsgegevens – beperking van verwerking bepaalde gegevens

Voor elke vorm van verwerking van persoonsgegevens door private entiteiten is de AVG uiteraard van toepassing. Deze werd besproken onder Ethisch Vereiste 3: Privacy en databeheer. Hieronder worden enkele bepalingen aangehaald die van belang zijn voor de opmaak van psychometrische profielen en profilering.

Vooreerst dienen de beginselen van o.a. doelbinding, minimale gegevensverwerking en juistheid te allen tijde te worden nageleefd (art. 5, lid 1 AVG). Verder moet opgelet worden met de verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens, waaronder gevoelige gegevens en gegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten. Deze zijn maar in bepaalde gevallen toegestaan (art. 9).

Verwerkingen van strafrechtelijke gegevens zijn enkel toegestaan onder toezicht van de overheid.

Art. 23 van de AVG voorziet in de mogelijkheid bepaalde uitzonderingen te voorzien (bv. nationale en openbare veiligheid). Deze uitzonderingen zijn eveneens terug te vinden in de Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.

  • Bescherming van persoonsgegevens – profilering en automatische besluitvorming

Verder zijn automatische besluitvorming en profilering onder de AVG aan bijzondere regels onderworpen (artikel 13, lid 2, e); artikel 14, lid 2, g)) en heeft de betrokkene het recht om niet te worden onderworpen aan een uitsluitend op geautomatiseerde verwerking, waaronder profilering (art. 22). De betrokkene heeft ook een uitdrukkelijk recht om bezwaar te uiten tegen elke vorm van verwerking voor direct marketing (artikel 21 AVG). Verder is het in bepaalde gevallen nodig om een GEB uit te voeren (art. 35, lid 3 AVG). Niet toevallig verwijzen deze gevallen naar situaties waarin private surveillance wordt gebruikt en waarin mensen op een systematische en uitgebreide manier worden geprofileerd. Bovendien moet ook een functionaris van gegevensbescherming in bepaalde gevallen worden aangesteld. Ook hier werd niet toevallig gekozen voor situaties waarin de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker zich schuldig maakt aan surveillance of waar het risico op surveillance groot is.

  • Bescherming van persoonsgegevens – geen doorgifte aan derde landen waar andere standaarden gelden

Risico’s op inbreuken op mensenrechten of verstoringen van de democratie kunnen ook komen van landen buiten de EU – landen waar een andere standaard geldt. Voor doorgiften van gegevens naar derde landen voorziet de AVG eveneens in bijzondere regels (zie bv. art. 44-46).

  • Verbod op inhoud die op het apparaat van de eindgebruiker wordt geplaatst

In navolging van de e-Privacyrichtlijn verbiedt art. XII.12 van het WER het opslaan van tekst- en andere berichten op de apparatuur zonder de toestemming van de gebruiker. En uitzondering hierop geldt voor directe marketing voor bestaande klanten. Deze vindt men terug in het KB betreffende de reglementering van reclame per elektronische post.

  • Verwerking door ordediensten

Artikel 10 van Richtlijn 2016/680 bepaalt dat bijzondere categorieën van de gegevens mogen worden verwerkt indien deze met inachtneming van passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkene, en voor zover deze wettelijk is toegestaan, noodzakelijk is om de vitale belangen van de betrokkene te beschermen of indien de verwerking betrekking heeft op gegevens die kennelijk door de betrokkene zelf werden openbaar gemaakt. Deze bepaling wordt overgenomen in de Kaderwet Gegevensbescherming (art. 34).

Profilering die leidt tot discriminatie van personen op grond van hun bijzondere persoonsgegevens is verboden. Verder is elk besluit dat louter op geautomatiseerde verwerking gebaseerd is en dat voor de betrokkene nadelige rechtsgevolgen heeft of hem in aanmerkelijke mate treft, maar toegestaan, indien een wettelijke bepaling voorziet in passende waarborgen voor de rechten en vrijheden, minstens het recht op een menselijke tussenkomst (art. 35). De doorgifte van persoonsgegevens betreffende een betrokkene in het kader van de opsporing en ordehandhaving is maar toegestaan onder de voorwaarden die gesteld worden in de art. 66 e.v.

  • Strafrechtelijke beperkingen op gebruik van AI-systemen en het verspreiden van informatie door middel van AI-systemen
  • Geen gebruik maken van AI-systemen voor het plegen van misdrijven

AI-systemen mogen niet gebruikt worden als middel om misdrijven te plegen (zie ook art. 66 en 67 Strafwetboek). Men mag dus geen AI-systemen ontwikkelen die zouden dienen om misdrijven te plegen. Merk echter op dat deze bepaling enkel van toepassing is op zij die AI-systemen zouden ontwikkelen die bedoeld zijn om misdrijven te plegen of mensen die AI-systemen zouden opleren met de bedoeling er misdrijven mee te plegen (intentie).

  • Informaticamisdrijven mogen ook niet door AI-systemen worden gepleegd

Bij de strafbaarstelling van het gebruik van AI-systemen kan men denken aan de informaticamisdrijven: valsheid in informatica (artikel 210bis Strafwetboek), informaticabedrog (artikel 504quater Strafwetboek), alsook hacking en informaticasabotage (artikel 550bis en 550ter Strafwetboek).

  • Het strafrecht verbiedt bepaalde vormen van meningsuiting

Het principe is dat mensen vrij zijn hun mening te hebben en te uiten. In die zin zou men over het internet mogen zeggen wat men wil. Men mag ook zaken die door een AI-systeem verspreid zouden worden zomaar delen. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt.

Het strafrecht verbiedt verschillende vormen van meningen die kunnen worden gedeeld. Een aantal daarvan kunnen ons inziens relevant zijn voor AI-systemen (bv. fake news, deepfakes): valsheid in informatica (art. 210bis Strafwetboek), laster, eerroof en belediging (art. 443 e.v. Strafwetboek), belaging (artikel 442bis Strafwetboek), aanzetten tot racisme (art. 20 e.v. Antiracismewet), het verspreiden van seksistische meningen (art. 2-3 van de Wet van 22 mei 2014 ter bestrijding van seksisme in de openbare ruimte), pornografie (art. 383bis Strafwetboek), delen van beeld of- geluidsopnames van een ontblote persoon (art. 371/1 Strafwetboek).

  • Zelfregulering in de pers

Persvrijheid is een fundamenteel beginsel onder voorbehoud van beperkingen die hierboven werden genoemd. Naast het strafrecht geldt ook in principe de zelfregulering die voor België wordt uitgevaardigd door de Raad van de Journalistiek. Voor geschreven publicaties geldt de Code van de Raad voor de Journalistiek. Dit is geen bindende regelgeving, maar is wel een leidraad die in principe van toepassing is op alle publicaties, ongeacht het medium. Deze code is een vorm van zelfregulering en is dus niet direct afdwingbaar voor een rechtbank.

  • Verplichtingen op grond van het mediarecht voor audiovisuele boodschappen

In uitvoering van de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten voorziet het Mediadecreet in verschillende verplichtingen voor alle omroeporganisaties, maar ook bepalingen die van toepassing zijn op online platformen waarop gebruikers video’s uploaden zoals Twitter, YouTube, etc. Art. 37-38 Mediadecreet bepalen dat de vrijheid van meningsuiting gewaarborgd wordt en dat omroepactiviteiten niet mogen aanzetten tot haat en tot geweld. De media-activiteit is echter naar deze platformen verschoven, wat ervoor zorgt dat heel wat ‘filters’ die bijvoorbeeld redacties zullen moeten toepassen niet automatisch gelden voor deze platformen.

  • Werden maatregelen ondernomen om de mogelijke maatschappelijke schade van het AI-systeem te beperken?
  • Bescherming van persoonsgegevens (risico van surveillance en manipulatie)

Dit werd hierboven reeds besproken.

  • Veiligheid en milieu

Deze werden reeds hierboven besproken en onder Ethisch Vereiste 2: Technische robuustheid en veiligheid.

  • Handhaving

Er kan ook verwezen worden naar de bespreking onder Ethisch Vereiste 7: Verantwoording.

  • Werden maatregelen genomen die ervoor zorgen dat het AI-systeem geen negatieve impact heeft op de democratie?
  • Beveiliging van verkiezingen

Kort gezegd kan men stellen dat de risico’s op bijvoorbeeld stemfraude beperkt zijn door AI-systemen in België. De reden is dat het huidige stelsel van stemmen nog quasi geheel is gebaseerd op het stemmen op papier of, als er wordt geautomatiseerd, met specifieke stemcomputers, die tot op heden niet verbonden zijn met een netwerk. De specifieke bepalingen zijn terug te vinden in het Decreet van 25 mei 2012 houdende de organisatie van de digitale stemming bij de lokale en provinciale verkiezingen (“Digitaal Kiesdecreet”) en de Wet van 7 februari 2014 tot organisatie van de elektronische stemming met papieren bewijsstuk.

  • Risico van concentratie en antwoorden vanuit het mededingingsrecht

Een ander risico van de opkomst van AI-systemen en de digitalisering in het algemeen is dat slechts een handvol techbedrijven – Facebook, Google, Amazon, Apple en Microsoft – de mogelijkheid krijgen om mee te bepalen wat wij zien en horen. Deze techbedrijven zijn ook zodanig groot dat zij stilaan groter worden dan de staten die hen zouden moeten reguleren. Om die reden is er een vrees dat zij hun marktmacht kunnen gebruiken om, onder meer door het gebruik van hun algoritmen, het maatschappelijk debat te sturen zoals zij willen (cf. surveillance capitalism). Deze groei is ook zeer moeilijk te stoppen. WhatsApp en Instagram zijn bijvoorbeeld al eigendom van Facebook.

Het mededingingsrecht is dan ook van groot belang. Het mededingingsrecht omvat regels die ervoor zorgen dat de vrije concurrentie tussen bedrijven gehandhaafd blijft. Dit komt ook de werking van de democratie ten goede.

Het mededingingsrecht wordt in België op twee niveaus toegepast. Op het federale niveau staan de bepalingen in boek IV van het WER. De handhaving gebeurt door de Belgische Mededingingsautoriteit. Verder is het mededingingsrecht voor alle zaken die de handel tussen de EU-lidstaten beïnvloeden geregeld op Europees niveau. Deze regels zijn terug te vinden in art. 101 e.v. van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en in de daarbij omzettende verordeningen. De handhaving gebeurt in principe door de Europese Commissie met eventueel een beoordeling door het Hof van Justitie van de Europese Unie. De Commissie heeft bijvoorbeeld Google reeds veroordeeld tot boetes op grond van het koppelen van zijn zoekmachine en browser aan het besturingssysteem van zijn smartphones en voor abusieve praktijken in het beheer van zijn zoekmachine.

  • Beperkingen op surveillance

Deze werden reeds besproken.

  • Beperkingen vanuit het strafrecht ter vrijwaring van de maatschappelijke orde en het democratisch debat

Deze werden reeds besproken.

  • Regels inzake de aansprakelijkheid van online dienstverleners

In navolging van de art. 12 t.e.m. 15 van de E-commercerichtlijn, voorzien de art. XII.17 t.e.m. XII.20 van het WER in een algemene uitsluiting van aansprakelijkheid voor online tussenpersonen. Hiermee wordt gedoeld op alle diensten van de informatiemaatschappij waarbij deze tussenpersonen een louter passieve rol spelen (cf. mere conduit-provider, caching-provider en hosting-provider).

Ten gevolge van de toenemende verspreiding van illegale informatie, schadelijke informatie en onder andere valse informatie, komen deze regels steeds meer onder vuur te staan. In haar mededeling ‘De bestrijding van illegale online-inhoud’ stelde de Europese Commissie dat onlineplatformen doeltreffende proactieve maatregelen moeten nemen voor het opsporen en verwijderen van illegale online-inhoud en niet alleen mogen reageren op meldingen die zij ontvangen. Dit creëert het sterke vermoeden dat onlineplatformen in de toekomst zullen worden verplicht om zelf illegale inhoud te filteren.

Aandachtspunten

Omvangrijke regelgeving over milieu en energie

Voor milieu en energie is er reeds heel wat regelgeving die alle omvattende risico’s onderwerpt aan toezicht door de overheid. Bovendien legt die regelgeving ook verplichtingen op omtrent het ontwerp en gebruik van producten, alsook van inrichtingen en installaties. Deze regels bevatten vrij omvangrijke procedures die gebaseerd zijn op algemene normen. Deze normen zijn niet noodzakelijk specifiek geënt op AI-systemen.

Dit hoeft ook niet. De regelgeving hoort geënt te zijn op de risico’s die alle installaties en/of processen hebben op het milieu en op de leefomgeving. Er werden echter ook bepaalde zaken geïdentificeerd die een verdere convergentie vereisen ten gevolge van AI-systemen. De wetgeving inzake productnormen is bijvoorbeeld uitsluitend toegespitst op lichamelijke roerende zaken. Dit zou dus enkel op AI-systemen van toepassing zijn indien zij ingebed zijn in hardware.

Energie-efficiëntie mag niet ten koste van alles

Bij het gebruik van AI-systemen om een betere energie-efficiëntie te bekomen moet worden gezorgd dat alle andere rechten van gebruikers worden nageleefd, daarin begrepen hun recht op veiligheid en privacy. Een algemeen probleem dat ontstaat bij het toevertrouwen aan onderling met elkaar verbonden systemen is dat zij vatbaarder worden voor externe manipulatie.

Gebruik AI-systemen, sociale vaardigheden en arbeid

Vooral het consumentenrecht en de regels inzake verwerking van persoonsgegevens leggen informatieverplichtingen op aangaande de impact die AI-systemen op ons sociaal leven kunnen hebben. Inzake arbeid is er een beperkt juridisch kader dat niettemin voldoende de nood aan opleiding, overleg en veiligheid benadrukt. Toch moet blijvend worden geïnvesteerd in de nodige opleidingen/bijscholingen en het aanleren van de vereiste digital skills. Kortom, iedereen moet mee in het digitaliserings/AI-verhaal.

Ordehandhaving op het web

De werking van AI-systemen stopt niet aan de nationale grenzen. Dit kan voor problemen zorgen omdat de rechtsmacht van de overheden wel aan nationale grenzen stopt. Dit maakt het moeilijk om daders van strafbare gedragingen op het internet aan te pakken. Er moet daarom blijvend worden nagedacht over preventieve maatregelen (zoals bv. versterking van de filterverplichtingen van platformen en ondernemingen die informatie delen).

Tools

Download de volledige gids: