In beginsel genieten zowel de federale overheid als de deelstaten de meest ruime autonomie om op te treden in hun bevoegdheidsdomeinen. Maar bij het overdragen van bevoegdheden kwam het inzicht dat deze autonomie niet altijd absoluut kan zijn. Bevoegdheden kunnen vaak moeilijk strikt van elkaar gescheiden worden en tonen soms raakvlakken met bevoegdheden van andere overheden. Dit is zeker van toepassing indien de bevoegdheden versnipperd zijn tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten.
Sinds de staatshervorming van 1970 zijn er dan ook verschillende vormen van samenwerking juridisch verankerd in de Grondwet en in de bijzondere wet. Er zijn twee grote vormen van samenwerking: niet-wederkerige samenwerking of participatie en de wederkerige samenwerking (samenwerkingsakkoorden).
Niet-wederkerige samenwerking of participatie
Bij deze vorm van participatie kunnen de regionale niveaus inspraak krijgen in de besluitvorming op het federale niveau of omgekeerd. Een kenmerk is dus dat één of meerdere niet-bevoegde overheden betrokken worden bij de bevoegdheden van andere bevoegde overheden.
De verschillende vormen van participatie hebben niet hetzelfde gewicht en kunnen van elkaar onderscheiden worden naargelang ze al dan niet de beslissingsmacht tussen de bevoegde en de onbevoegde overheid verdelen. Bij bepaalde vormen blijft de uiteindelijke beslissingsmacht bij één overheid berusten. Dit is het geval bij informatieplicht, advies, betrokkenheid en overleg. In deze gevallen wordt de beslissingsmacht dus niet verdeeld.
De informatieplicht schrijft voor dat overheden elkaar moeten informeren. Deze procedure stelt de andere overheid in staat om na te gaan of een bepaalde beslissing tot een belangen- of bevoegdheidsconflict kan leiden. Op basis daarvan kan het indien nodig gepast reageren. In sommige gevallen is een overheid verplicht het advies in te winnen van de andere overheid. Deze laatste geeft vervolgens hun standpunt mee over de voorgenomen beslissing. De bevoegde overheid kan vervolgens rekening houden met dit advies, maar is hiertoe niet verplicht.
De betrokkenheid en het overleg gaan verder dan de adviesverplichting. Deze vormen hebben als doel om de bevoegde overheid te verplichten rekening te houden met de opvatting van de andere overheid, zonder dat de beslissende overheid haar vrijheid van handelen evenwel verliest. Ze vereisen een dialoog tussen de regeringen van de bevoegde en onbevoegde overheid binnen het Overlegcomité of de interministeriële conferenties. Indien het om een voorstel van wetgevende norm gaat, vindt het overleg, de betrokkenheid of de adviesverlening plaats volgens de regelen bepaald in het reglement van de wetgevende vergadering waar het voorstel wordt ingediend.
In tegenstelling tot deze vormen wordt de bevoegdheid tussen verschillende overheden bij andere vormen van samenwerking wel verdeeld. Dit is het geval bij het eensluidend advies of akkoord en de goedkeuring. In deze gevallen is het noodzakelijk dat de bevoegde en onbevoegde overheid een overeenstemming bereiken over de te nemen beslissingen.
Wederkerige samenwerking (samenwerkingsakkoorden)
Naast de besproken participatievormen kunnen de verschillende federale entiteiten ook samenwerkingsakkoorden sluiten. Dit zijn publiekrechtelijke overeenkomsten tussen verschillende federale entiteiten over de uitoefening van hun bevoegdheden. De federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten kunnen samenwerkingsakkoorden sluiten ‘‘die onder meer betrekking hebben op de gezamenlijke oprichting en het gezamenlijk beheer van gemeenschappelijke diensten en instellingen, op het gezamenlijk uitoefenen van eigen bevoegdheden, of op de gemeenschappelijke ontwikkeling van initiatieven’’. In bepaalde aangelegenheden heeft de bijzondere wetgever de betrokken overheden zelfs de verplichting opgelegd om samenwerkingsakkoorden te sluiten. Zo moeten de federale overheid en de gemeenschappen een samenwerkingsakkoord afsluiten betreffende de coördinatie van de regelgeving en de regulering van de aan de audiovisuele en auditieve mediadiensten enerzijds en de telecommunicatie anderzijds gemeenschappelijke netwerken en elektronische communicatiediensten.
In tegenstelling tot de participatie, waar een onbevoegde overheid op een of andere manier zou kunnen deelnemen aan de bevoegdheid van een andere overheid, kunnen de federale entiteiten die partij zijn bij een samenwerkingsakkoord een dergelijk akkoord enkel sluiten met het oog op de gemeenschappelijke uitoefening van de eigen bevoegdheden. Dit betekent dat twee of meer federale entiteiten hun eigen bevoegdheden gezamenlijk kunnen uitoefenen. Tevens kan een samenwerkingsakkoord niet gesloten worden zonder de medewerking van alle partijen die bevoegd zijn voor de inhoud van het akkoord.