Blog

Artificiële Intelligentie: gekend is nog niet bemind

12.03.2020

Door Karel Vandendriessche (imec-mict-UGent) en Marijn Martens (imec-mict-UGent)

Ieder jaar geeft het imec.digimeter onderzoek een staalkaart van het technologiebezit en –gebruik van de Vlaming. Net als vorig jaar, was er ook nu aandacht voor kennis en perceptie van artificiële intelligentie (AI). De resultaten tonen dat het kennisniveau van Vlamingen over AI stagneert, maar suggereren ook dat de Vlaming een steeds positiever beeld heeft van de mogelijkheden van de technologie. We zien evenwel duidelijke verschillen volgens leeftijdsgroep en opleidingsniveau, dat wordt een belangrijk aandachtspunt voor beleids- en beslissingsmakers om de maatschappelijke aanvaarding van AI te garanderen.

KENNIS OVER AI

In welke mate denkt de Vlaming zelf te weten wat AI is? 56% van de Vlamingen zegt te weten wat AI betekent, dat is een kleine maar statistisch verwaarloosbare stijging van 3 procentpunten in vergelijking met vorig jaar. Hier zien we al duidelijke verschillen volgens opleidingsniveau en leeftijd: kennis neemt toe naarmate men een hogere opleiding genoten heeft.

Op vlak van leeftijd geldt het omgekeerde: kennis over AI is lager bij hogere leeftijdsgroepen. Hoewel jongeren vaak sneller vertrouwd zijn met nieuwe technologieën, zien we dat 16-24–jarigen aangeven minder vaak kennis te hebben over AI. Iets meer dan de helft (52%) binnen deze leeftijdsgroep geeft aan te weten wat AI is; hetzelfde niveau van kennis als dat van de 55-64–jarigen. Kennis over AI ligt het hoogst bij 25-54–jarigen: ongeveer 70% binnen deze leeftijdsgroep zegt een een goed beeld te hebben van wat AI betekent.

PERCEPTIE VAN AI

We zien dat de Vlaming in vergelijking met vorig jaar positiever staat tegenover AI. De proportie Vlamingen met een positieve attitude ten opzichte van AI (45%) is met 8 procentpunten gestegen ten opzichte van 2018. 10% van de Vlamingen heeft een negatieve houding tegenover AI, in 2018 was dit nog 17%. Een groep van 34% heeft een eerder neutrale houding, terwijl 12% zegt geen mening te hebben over AI.

Ook hier merken we verschillen volgens opleidingsniveau en leeftijd. Vlamingen met een hogere opleiding staan vaker positief tegenover AI. Op vlak van leeftijd, merken we dat vooral de groep van 25-54–jarigen positief is, daar is telkens ongeveer 70% positief over AI. De 16-24–jarigen en de 55-64–jarigen staan kritischer tegenover AI, met de 65-plussers op kop.

Als we kennis en perceptie over AI met elkaar vergelijken, zien we dat mensen die aangeven AI te kennen zelden (9%) negatief denken over AI. Mensen die aangeven AI niet te kennen, nemen logischerwijs een eerder neutrale positie in. 78% geeft daar aan geen mening te hebben of neutraal te staan tegenover AI.

60% van de Vlamingen kijkt nu al uit naar een toekomst met AI en is daar ook expliciet nieuwsgierig naar, dit is dus meer dan de 44% die er positief tegenover staat. Iets minder dan de helft (45%) zegt eerder bezorgd te zijn over de potentiële negatieve impact die AI kan hebben. Opvallend is dat één op de drie (31%) zowel nieuwsgierig als bezorgd is.


WAT LEREN WE HIERUIT?

Hoewel kennis over AI lijkt te stagneren, neemt het geloof in AI toe: de Vlaming neemt een steeds positievere houding aan tegenover de mogelijkheden van AI (ook al blijft 46% van de Vlamingen onuitgesproken). De resultaten suggereren ook dat kennis over en perceptie van AI hand in hand lijken te gaan. Inspanningen die de kennis over AI bevorderen, kunnen tot een beter inzicht in de implicaties van AI leiden.

Het is belangrijk hier voldoende te nuanceren, aangezien het in de bevraging steeds ging over AI in het algemeen. Voor vele Vlamingen is het begrip AI niet duidelijk afgebakend, en is het een containerbegrip. In de toekomst is het van belang om kennis en attitudes te meten in een meer specifieke setting en bij specifiek gebruik van de technologie. Het Kenniscentrum Data & Maatschappij doet daartoe dit voorjaar een aanzet: bij een bevraging zullen burgers gepolst worden naar hun kennis en attitudes van AI-toepassingen in de gezondheidszorg.

Uit de cijfers blijkt mogelijks ook het belang van opleidingsniveau en de verschillen naar leeftijd. Dat betekent dat een aantal maatschappelijke groepen (lager opgeleiden, senioren, maar ook – enigszins verrassend – adolescenten) zonder specifieke inspanningen uit de boot dreigen te vallen. Beleids- en beslissingsmakers moeten maatregelen nemen om specifiek in te zetten op deze maatschappelijke groepen.

Nogal gemakkelijk gaan we ervan uit dat alle maatschappelijke actoren – burgers, bedrijven en overheden – vroeg of laat op de kar zullen springen en AI zullen omhelzen. Helaas, niets is minder waar. We moeten op basis van feiten handelen, aandachtspunten identificeren en stappen ondernemen. Alleen zo kunnen we de vertrouwdheid met en adoptie van AI stimuleren, en een maximale impact van de technologie garanderen. Deze inzichten op basis van de Digimeter vormen daar een eerste aanzet toe.

Auteurs:

Auteurs:

Karel Vandendriessche (imec-mict-UGent)

Contact

Auteurs:

Marijn Martens (imec-mict-UGent)