blog

Het volgen van de coronamaatregelen: een sociaal dilemma?

30.11.2020

door Eladio Montero, PhD Researcher at AI Lab Brussels

Het coronavirus confronteert ons met een evenwichtsoefening tussen eigenbelang en het algemeen welzijn. Het gedrag van andere personen in onze omgeving, maar ook technologie heeft een belangrijke invloed op dit sociaal dilemma. Wat kunnen beleidsmakers doen om mensen voor een lange periode te motiveren om collectieve maatregelen te volgen?

Kernbegrippen

Sociale dilemma's: een situatie waarin het verleidelijk is om op de korte termijn uit eigenbelang te handelen, maar op de lange termijn het beter is voor iedereen om samen te werken.

Tragedie van de gemeenschap: een soort situatie waarbij een groot aanbod van middelen niet leidt tot collectieve welvaart omdat het individu het eigenbelang laat voorgaan op het algemeen belang.

Deze interactieve game legt de concepten in meer detail uit: https://ncase.me/trust/

Een lopend onderzoek van de Universiteit Gent toont aan dat in augustus dit jaar slechts 33% van de Vlamingen bereid was om zich te houden aan de gezondheidsmaatregelen ter preventie van het coronavirus, tegenover 81% in maart. Die gezondheidsmaatregelen evolueren ook met de tijd - het gaat van het veelvuldig wassen van handen, het houden van sociale afstand, het respecteren van de avondklok, het beperken van sociale contacten en sinds dit najaar ook het (vrijwillig) installeren van Coronalert, de app van de Belgische overheid om coronabesmettingen te monitoren.

De daling van de motivatie om de maatregelen te volgen deze zomer is een ernstig probleem. Indien een steeds grotere groep van de bevolking de maatregelen naast zich neerlegt, is het risico hoog dat het aantal besmettingen met het virus en het aantal sterfgevallen als gevolg van een besmetting toeneemt. Deze situatie wordt in sociale dilemma's "tragedie van de gemeenschap" genoemd, wanneer het handelen uit eigenbelang het algemeen welzijn - in dit geval de volksgezondheid - aantast. Wetenschappelijk onderzoek over samenwerking in sociale dilemma's geven inzicht in hoe de samenwerking in stand kan worden gehouden. Inzicht in deze principes kan beleidsmakers helpen bij het maken van impactvolle keuzes.

Coronalert

Het gebruik van technologie (in dit geval Coronalert) kan ook invloed hebben op onze motivatie om samen te werken (zie ook onderzoek van Rahwan et al & Crandall et al). Bovendien geven wij als mensen vorm aan het functioneren van deze systemen, zowel door het aanleveren van de gegevens als door het ontwerpen van de algoritmes en het omgaan met deze gegevens. De bereidheid tot samenwerking door het installeren van een app op onze smartphone en het delen van onze persoonlijke informatie, zoals locatiegegevens, volgt ook het eerder beschreven sociale dilemma-principe.

Uit een onderzoek van het Kenniscentrum Data & Maatschappij dit voorjaar blijkt dat 78% van de respondenten ervan uitgaat dat de door Coronalert verzamelde gegevens in handen kunnen komen van andere organisaties of bedrijven, wat een risico vormt voor onze privacy. Ondanks het wantrouwen was 51% van de ondervraagden bereid om de app te installeren, maar dit samenwerkingspercentage daalt volgens het onderzoek tot 34% na de corona-crisis (wat verrassend hetzelfde samenwerkingspercentage is als het onderzoek van de Universiteit Gent in augustus).

Volgens sommige deelnemers aan de UGent-studie variëren de redenen voor de daling van de motivatie van een gebrek aan duidelijkheid van de overheid tot het gevoel dat de angst voor het virus weg is. Maarten Vansteenkiste, hoogleraar Ontwikkelingspsychologie aan de UGent, argumenteert dat mensen hun motivatie om samen te werken met de tijd kan verminderen of zelfs kwijtraken, omdat het veeleisend is: het kost veel energie en het wordt meer gezien als een verplichting dan als een daad van solidariteit met de samenleving. De afname van de samenwerking die door Prof. Vansteenkiste wordt waargenomen, leidt dus tot nog minder naleving van de regels.

Hoe omgaan met onzekerheid?

Bovenop de uitdagingen van deze pandemie moeten de maatregelen gecoördineerd worden gedurende een periode waarvan we niet weten hoe lang deze gaat duren. Dit betekent dat noch de regeringen, noch de burgers weten hoe erg de schade zal zijn en hoe lang het zal duren voordat er een effectieve remedie wordt gevonden en op grote schaal wordt verspreid. Onderzoek heeft aangetoond dat deelnemers in crisissituaties zoals die van de klimaatverandering een vooropgesteld doel niet bereiken als ze niet op de hoogte zijn van de duur van het experiment of van de inspanningen die nodig zijn.

Meer recent heeft het werk van Elias Fernández Domingos, Prof. Jelena Grujić en Prof. Tom Lenaerts van AI Lab Brussels (VUB) aangetoond hoe tijdsonzekerheid leidt tot collectieve inspanningen in het begin. Maar dezelfde onzekerheid leidt ook tot ongelijkheid en polarisatie, waardoor nieuwe prikkels nodig zijn om deze maatschappelijke vraagstukken aan te pakken.

Deze onzekerheid zien we terug in deze COVID-19-crisis, waar het volgens Prof. Vansteenkiste "belangrijk is dat de bevolking perspectief krijgt en dat de overheid concreet aangeeft waar we naartoe willen". Het is immers bewezen dat het hebben van duidelijke doelen de samenwerking in collectieve acties vergroot.

Inmiddels heeft het grootste deel van de bevolking een soort gedragsverandering ondergaan: bijvoorbeeld als we door peer pressure ons uiteindelijk aan de regels hielden, of dat we gefrustreerd raakten door het zien van andere mensen die niet meewerkten. Wij als individuen moeten weten dat ons eigen handelen vorm geeft aan dat van anderen en vice versa, omdat we allemaal op zoek zijn naar signalen die ons eigen gedrag valideren of confronteren. Onderzoek van Prof. Jelena Grujić van AI Lab Brussels heeft aangetoond dat in het algemeen mensen eerst instinctief gaan samenwerken (zoals werd bevestigd door de gegevens van Prof. Vansteenkiste aan het begin van de COVID-19-crisis). Hun context kan echter hun verwachtingen en motivaties vormgeven (of het nu gaat om het positief versterken ervan, of het leiden tot frustratie).

Niet alleen ons netwerk van contacten heeft invloed op de verspreiding van de ziekte, maar ook op de mate van samenwerking tussen burgers. Onderzoek van Prof. Tom Lenaerts heeft aangetoond dat zowel de vorm van het netwerk als de contactdynamiek de samenwerking bepalen. Het is dus mogelijk om de verspreiding van de ziekte te modelleren in samenhang met de verspreiding van de samenwerking. Dit maakt meteen duidelijk of regelgeving een kans heeft om tot het verwachte resultaat te leiden.

Lessen uit de crisis

In complexe systemen zoals de volksgezondheid, waar mensen met elkaar omgaan, waar technologie een bepaalde invloed heeft en waar beleidsmakers interacties reguleren, is een holistische benadering van de beleidsvorming van groot belang, vooral in een crisis als deze. De OESO heeft onlangs een uitgebreid overzicht gepubliceerd van hoe beleidsmakers gebruik kunnen maken van de kennis van gedragsinzichten.

In dit overzicht benadrukt de OESO het belang van het begrijpen van de dynamiek van gedragsverandering en collectieve actie. Aangezien overheden een verscheidenheid aan methoden hebben om de naleving te verbeteren, zoals harde maatregelen en straffen of zachtere alternatieven zoals sensibilisering, is succesvolle collectieve actie afhankelijk van de kennis over hoe deze methoden de menselijke besluitvorming beïnvloeden.

Omdat al deze maatregelen worden gecreëerd met een model van menselijk gedrag in gedachten, met hun veronderstellingen en generalisaties, lopen beleidsmakers het risico dat ze de naleving van de regels door mensen verliezen. Bijvoorbeeld als een overheid algemeen aanneemt dat mensen strikt uit eigenbelang denken, zoals de traditionele economische theorie voorspelt, en dus niet meewerken. De realiteit toont echter aan dat mensen bereid zijn samen te werken voor het algemeen belang, als de omstandigheden dat toelaten.

Een andere les die uit het OESO-rapport komt, is dat om het vertrouwen in de autoriteiten te vergroten, ze open moeten zijn met het verspreiden van informatie en kennis naar de bevolking toe. Daarbij mogen de autoriteiten er niet van uitgaan dat de mensen het niet zullen begrijpen of in paniek zullen raken als de informatie openlijk wordt gedeeld. Een positief voorbeeld hiervan vinden we terug bij de Belgische overheid, toen die de protocollen voor het traceren van contacten met Coronalert openstelde voor het publiek, om ervoor te zorgen dat verschillende partijen, zoals veiligheid- en privacy-experts, hun feedback over de app konden geven.

Uiteraard is het toepassen van deze kennis op menselijk gedrag niet zonder uitdagingen. Het AI-lab aan de VUB werkt momenteel aan een project dat aantoont hoe de samenwerking tussen mensen die verschillen van leeftijd, geslacht en culturele achtergrond, verschilt. Concluderend kunnen we stellen dat een gebrek aan vertrouwen van de autoriteiten afstraalt op de het vertrouwen van de bevolking in zowel de overheid als de medeburgers.

De inspanningen van de Belgische overheid om de motivatie van de mensen te verhogen lijken te hebben gewerkt. Recente resultaten van de motivatiebarometer van UGent tonen aan dat zelfs ondanks de tweede golf en striktere beperkingen de motivatie om de gezondheidsmaatregelen te volgen opnieuw steeg tot 65% bij de respondenten van de enquête. Interessant is dat de studie stelt dat vrijwillig gemotiveerde en risicobewuste burgers het meest bereid zijn om zich te houden aan strikte maatregels omdat ze een langetermijnperspectief hanteren: in ruil voor meer zekerheid op lange termijn zijn ze bereid zich aan de strikte regels te houden. Burgers die gedwongen worden aangemaand om de maatregelen te volgen focussen meer op kortetermijnvoordelen.

Vertrouwen is essentieel om tot samenwerking in deze en alle andere maatschappelijke dilemma's te komen. Zeker de opvolging van toekomstige maatregelen en het verloop van de pandemie zal afhangen van de mate waarin we de regelgevers en elkaar vertrouwen.