Verslag Data-Date: Welk type datagedreven onderwijs willen we?
27.01.2021
Educatieve technologie streeft naar een toekomst van het onderwijs waarin efficiëntie, real-time feedback, personalisatie en ‘evidence-based’ leren centraal staan. Maar waar staat de leraar in dat toekomstbeeld en wat is de rol van scholen? De onderwijssector heeft ook een eigen visie op de toekomst, die niet per se overeenkomt met die van technologiebedrijven. Hoe kunnen de twee bij elkaar komen en wat gebeurt er al op scholen op het vlak van innovatie? Deze vragen stonden centraal tijdens de Data-Date op 26 januari 2021.
De eerste spreker tijdens de Data-Date was VUB-doctoraatsonderzoeker Marco Houben. Hij deed verslag van een workshop die hij de dag ervoor had georganiseerd: ‘Co-designing a values-based future for digital education’. De workshop ging in op de uitdagingen die datagedreven onderwijs stelt. De datagedreven onderwijstoekomst die technologiebedrijven schetsen, wordt immers gekenmerkt door meer commercialisering en meer privatisering. Welke gevolgen heeft dat toekomstbeeld voor publieke waarden? Bij publieke waarden in het onderwijs moet gedacht worden aan voor iedereen toegankelijk onderwijs, respect, gelijke behandeling en privacy van leerlingen.
Hoe kan het onderwijs zelf een digitale toekomst vormgeven, met behoud van publieke waarden? Deelnemers aan de workshop gingen over vier verschillende toekomstbeelden in discussie. Die konden variëren van ‘Data everywhere’ tot ‘A new ecology’. Deelnemers – onder wie leraren, beleidsmakers, academici en onderwijsdeskundigen – wezen er in de discussie op dat onderwijs een mensenrecht is en dat er op dit moment nog een redelijk grote digitale kloof is. Niet alleen heeft niet iedereen al de benodigde apparatuur, er moet ook nog veel werk worden verzet om digitale vaardigheden van leerlingen en leraren te verbeteren.
Een kinderrechtenperspectief
Prof. Eva Lievens (hoogleraar Law & Technology aan de Universiteit Gent) ging verder op het thema ‘educatie is een mensenrecht’ en vulde dat aan met een kinderrechtenperspectief. Het VN-Kinderrechtenverdrag is het meest geratificeerde mensenrechtenverdrag ter wereld, maar het is al redelijk oud. De kinderrechten moeten daarom geherinterpreteerd worden in de context van digitaal onderwijs. Een nieuw commentaar van het VN-Kinderrechtencomité is daarvoor in de maak.
Wanneer het gaat over digitale technologie en onderwijs, zijn kinderrechten van belang als het recht op privacy, het recht op onderwijs (een kind moet zich op allerhande vlakken optimaal kunnen ontwikkelen) en het recht op bescherming tegen commerciële exploitatie. Algemene beginselen die bovendien meespelen, zijn het recht op non-discriminatie, het recht op ontwikkeling en het principe dat het belang van het kind altijd voorop moet staan. Als kinderen al op heel jonge leeftijd worden geprofileerd en zij al van jongs af aan gepersonaliseerde informatie voorgeschoteld krijgen, kan dat schade toebrengen aan hun vrije ontwikkeling. Kinderen zijn immers hun eigen persoonlijkheid nog aan het vormgeven.
Ook andere beleidsmakers op internationaal niveau dan de Verenigde Naties houden zich met deze kwesties bezig, zoals de Raad van Europa. Richtlijnen van de Raad van Europa zijn te gebruiken door onderwijsinstellingen om hun eigen beleid voor digitaal onderwijs in te richten. De richtlijnen gaan in op de kwestie dat de schoolpoorten geopend worden voor commerciële bedrijven die niet per se publieke waarden nastreven. Bovendien gaat het vaak om heel complexe datastromen en daarmee komt er een flinke last op de schouders van educatieve instellingen te liggen om verantwoordelijkheden en gevolgen uit te zoeken.
Andere juridische kaders kunnen ook voor verplichtingen en beperkingen zorgen, zoals het arbeidsrecht en het onderwijsrecht. De richtlijnen gaan erop in dat niet om het even wie de data kan verzamelen van kinderen. Eén van de richtlijnen is ook dat kinderen betrokken moeten worden in de creatie van beleid. Impact assessments op privacy, gegevensbescherming en kinderrechten zijn zeer belangrijk bij keuzes in digitalisering. De Raad van Europa is verder voorstander van een verbod op profilering van kinderen, behalve als dat echt in het belang is van het kind. Eventueel kan dit als het in het publieke belang is , maar dat moet dan wel vastgelegd worden in een wet. De Raad waarschuwt ook tegen disproportioneel gebruik van biometrische data.
De digitale kloof overbruggen: Digisprong
Ellen Vanderhoven van het Departement Onderwijs lichtte de Visienota ‘Digisprong’ toe. Digisprong is in een versnelling gekomen door de coronapandemie en het daarmee gepaard gaande afstandsonderwijs. Ineens bleken veel leerlingen daar nog niet op voorbereid te zijn, ICT-coördinatoren kwamen onder druk te staan en er bleek een groot gebrek aan ICT-beleid in veel scholen. Uit een onderzoeksrapporten van IDEA vorig jaar bleek bovendien dat er nog wat haperde in het professionaliseringsaanbod voor leraren.
Digisprong streeft inderdaad naar het ontwikkelen van competenties bij jongeren en het maken van een efficiëntieslag in het onderwijs. In verschillende speerpunten gaat de aandacht uit naar het gebruik van data:
- Bij een toekomstgerichte en veilige IT-infrastructuur ligt de nadruk erop dat die infrastructuur verder gaat dan de apparaten: ook onderhoud, beveiligingssoftware en governance van de systemen zijn van belang.
- Een doeltreffend ICT-beleid op school omvat ook duidelijke richtlijnen voor datagebruik. De ICT-coördinator moet daarin een belangrijke rol gaan spelen en voor die extra taken moet meer tijd komen.
- Datageletterdheid is een belangrijk deel van de ICT-competenties van leerkrachten en lerarenopleiders. Teach-the-teacher-opleidingen (geïnspireerd door de media oach-trainingen van Mediawijs), bootcamps en andere grote projecten moeten daartoe gaan bijdragen.
- Aangepaste digitale leermiddelen moeten onderhevig zijn aan een kwaliteitskader en een ethische gedragscode. Het kwaliteitskader Digitaal Onderwijs wordt ontwikkeld en mogelijk gekoppeld aan andere kwaliteitskaders.
- Het kennis- en adviescentrum Digisprong moet scholen gaan ondersteunen in het ontwikkelen van een ICT-beleid en datagedreven onderwijs, binnen de geschetste kaders.
Technologische innovaties in onderzoek
Dries Debeer (onderzoeker bij imec-ITEC, KU Leuven) schetste een beeld van datagedreven onderwijsinnovaties binnen zijn onderzoeksgroep. Die onderzoeksgroep richt zich op ‘technology-enhanced learning’ en zijn eigen focus ligt op ‘learning analytics’. Vragen die zich daarbij voordoen, zijn: Zijn bepaalde data relevant? Kunnen we aan de hand daarvan verschillen onderscheiden tussen leerlingen? En kan op basis daarvan gepersonaliseerd onderwijs aangeboden worden?
Een deel van het onderzoek gaat over de ontwikkeling van de technologie, maar ook de impact van die technologie op de leerling en op het onderwijs worden geëvalueerd. Dat onderzoek gebeurt in samenwerking met verschillende partners, zoals de overheid, technologiebedrijven, trainingsaanbieders in het bedrijfsleven. Leerkrachten kunnen ook zelf met een educatief idee komen, dat in samenwerking met de onderzoeksgroep verder ontwikkeld kan worden.
Een aantal voorbeelden van het onderzoek kwamen voorbij, waaronder technologie die samenwerking tussen leerlingen kan stimuleren en educatieve games die specifieke vaardigheden bij leerlingen kunnen ontwikkelen. Een ander onderzoeksonderwerp is hoe afstandsleren het best georganiseerd kan worden. Een toepassing die in de praktijk van bedrijven gebruikt kan worden, is het inzetten van Augmented Reality en Virtual Reality in trainingen van operatoren. ITEC onderzoekt daarbij in het bijzonder hoe ondersteuning op verschillende niveaus aangeboden kan worden, waardoor meer personalisatie van de training verbeterd wordt.
In het i-Learnproject wordt een platform ontwikkeld dat kwalitatief hoogstaande, educatieve tools samenbrengt. Leerkrachten krijgen zo de mogelijkheid om gepersonaliseerd leren zowel digitaal als in de klas toe te passen. Dit is een co-creatieproject waarin samenwerking met scholen zeer belangrijk is. Leerkrachten worden daarin gecoacht en ondersteund, zodat zij die digitale tools goed kunnen gebruiken.
Bij de innovaties die hier ontwikkeld worden, is transparantie heel belangrijk. Het gaat dus niet om ‘black box’-algoritmes. Het moet duidelijk zijn hoe tot een bepaalde personalisatie of beoordeling gekomen wordt. De factoren die het systeem meeneemt, moeten wel relevant zijn vanuit onderwijskundig perspectief.
De AI-buddy leert je programmeren
Zimcke Van de Staey doet bij Dwengo vzw onderzoek naar een datagedreven tool voor het onderwijs, in samenwerking met IDLab van de Universiteit Gent. In het project leren kinderen zelf een robot bouwen en programmeren. Eventueel kunnen ze dat in een online simulator doen, als ze niet zelf over de hardware beschikken. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld een tekenende of rijdende robot ontwerpen, of een sociale robot.
Het programmeerproces wordt in kaart gebracht door iedere stap te bewaren die leerlingen maken. Dit geeft inzicht in wanneer leerlingen vast komen te zitten of vragen hebben. Soms kunnen zij zelf de fout in hun programma niet vinden en dat kan een vervelende ervaring opleveren waardoor zij niet verder willen gaan. Ook de leerkrachten hebben vragen over hoe leerlingen aan oplossingen komen, waarbij het registreren van de stappen die leerlingen gezet hebben, kan helpen. Vaak zijn er verschillende paden die tot het juiste antwoord leiden. Dezelfde tool kan ook helpen in andere vakken dan robots bouwen, bijvoorbeeld in wiskunde. De tool analyseert zo dus het leerproces van beginnende programmeurs en geeft hen real-time feedback en aangepaste instructies.
Menselijk contact blijft belangrijk
In de discussie met publiek kwam naar boven dat menselijk contact belangrijk blijft. Het recht om niet volledig 'geautomatiseerd' beoordeeld te worden, werd veelvuldig benadrukt. Hoeveel menselijke interventie is dan nodig? Daar is volgens Eva Lievens ook in de discussies van de Raad van Europa veel aandacht voor. Ook Ellen Vanderhoven onderstreept dat het in datagedreven onderwijs zeker niet de bedoeling is dat de leraar verdwijnt, maar dat technologie de leerkracht net beter moet ondersteunen.
Marco Houben gaf aan dat in de toekomstbeelden die in de workshop de dag ervoor besproken waren, bleek dat de rol van de leraar vaak wel kleiner wordt door de inzet van commerciële, educatieve platformen. Ellen Vanderhoven antwoordde daarop dat Digisprong moet gaan adviseren over hoe scholen en leerkrachten hun autonomie kunnen bewaren. De vraag voor dergelijke ondersteuning leeft daadwerkelijk onder ICT-coördinatoren.
Auteur
Ine Van Zeeland, imec-SMIT-VUB